Dag 2 in Kingston. Wat valt hier eigenlijk te halen?

Vandaag is de eerste dag met workshops, en ik mag aan de slag. Samen met het International Peace Bureau (IPB) heeft Pax Christi International een workshop gepland onder de titel Military Spending vs. Spending to achieve the Millenium Development Goals (MDG’s). Ik ben aangewezen als voorzitter.

Allereerst heb ik moeite met het woord workshop. Een workshop is een werkplaats, toch? Daar werk je je met gereedschappen in het zweet om iets te bouwen of te repareren. Lukt dat met deze groep mensen? Wat kunnen we ze vragen, wat moeten we van ze verwachten? Na anderhalf uur opeens de kernwapens verdwenen? Wapenhandel aangepakt? Moet ik hier mensen gaan overtuigen zich in te zetten voor de goede zaak?
Over Military Spending én de MDG’s valt uren te praten. Gelukkig heeft het IPB een bijzondere spreker laten overkomen, en zo ontmoet ik meteen al één van de meest inspirerende mensen van de week. Bina Lakshmi Nepram komt uit Manipur, een gebied in Noord-Oost India, tegen de grens aan met Birma. In Manipur wonen 32 miljoen mensen, en zijn 32 gewapende rebellengroepen actief. India voert er al 50 jaar een militair bewind, en het is voor buitenlanders en de pers onmogelijk in Manipur te komen. Voor 100 dollar koop je er een M16, en krijg je er een landmijn bij. Bina (35) is oprichters van het Manipur Gun Survivors Network, en runt de Control Arms Foundation in India.
Terwijl ik voor ons zaaltje sta te wachten, raak ik even aan de praat met Michael Lapsley. Een jaar geleden zag ik een interview met deze Zuid-Afrikaanse pater door Adriaan van Dis. Lapsley kwam als blanke katholiek in de jaren ’70 in opstand tegen het Apartheidsregime, moest daarom het land verlaten, en kreeg in ballingschap een bombrief die hem beide handen een het grootste deel van zijn gezichtsvermogen kostte. Hij houdt een serie workshops waarin hij mensen traint om zich in te zetten voor verzoening en te helpen emotionele trauma’s te verwerken. Het is even raar als ik in een reflex mijn hand uitsteek als afscheid. Hij legt vriendelijk zijn linkerarm, met een haak als hand, op mijn schouder.
Ons zaaltje zit vol met ruim 30 man. Bina steekt een vurig betoog af over de wapenhandel, wat sowieso een terugkerend onderwerp lijkt te zijn hier. In zijn openingsspeech noemde Paul Oestreicher al hoe het militair-industrieel complex de wereld in zijn tang heeft. Bina vertelt dat ironisch genoeg de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad goed zijn voor 88% van de mondiale wapenproductie. Voor elke dollar ontwikkelingshulp komt er tien dollar aan wapenaankopen terug. Ik voeg eraan toe dat de VS jaarlijks 35 miljard dollar uitgeeft aan zijn nucleaire programma, en dat Obama, die als één van zijn speerpunten nucleaire ontwapening heeft, onlangs een nucleair vernieuwingsprogramma van 180 miljard dollar voor de komende tien jaar heeft aangekondigd.
De zaal reageert verontwaardigd, en drie kwartier lang is er een interessante discussie over wapenhandel, geweld, armoede etcetera, etcetera. Zolang er armoede is, is er geweld, en daar floreert de wapenindustrie bij. Het komt erop neer dat we het allemaal met elkaar eens zijn. Dus wat zijn we hier nou aan het doen? Is het preken voor eigen parochie? In de zaal zitten allemaal mensen die zich met deze onderwerpen bezig houden, niemand hoeft ervan overtuigd te worden dat het de verkeerde kant opgaat met de wereld, en dat we er iets aan moeten doen. Wat dat dan zou moeten zijn is, daar komen we niet aan toe.
’s Avonds praten Bina en ik na. De zaal was voornamelijk gevuld met blanken, gemiddelde leeftijd boven de 50. Wij werden gepresenteerd als de nieuwe generatie. De hoop is op ons gericht. De morele steun hebben we van de deze oude generatie. Nu nog onze eigen zien te bereiken.